Cultuurhistorie

De historische ontstaansgeschiedenis

De huidige landschappelijke situatie vindt z’n basis in de bodemkundige en hydrologische opbouw van de ondergrond, de toenmalige natuurlijke vegetatie èn de antropogene invloed in de loop van de tijd binnen het gebied. De menselijke invloed is vooral in de vorm van cultuurhistorische patronen in het landschap waar te nemen. Als gevolg van het reliëf, de waterhuishouding en de vruchtbaarheidstoestand van de bodem, heeft de mens het gebied op verschillende manieren ontwikkeld. Deze verschillen zijn zodanig dat er uiteenlopende landschapseenheden zijn ontstaan met hun eigen landschappelijke en cultuurhistorische kenmerken.

De periode voor 1300

Van het grondgebruik zoals dat tot halverwege de Middeleeuwen heeft plaatsgevonden, zijn nu weinig sporen meer in het landschap zichtbaar. De bekendste sporen worden gevormd door de grafheuvels en hunebedden die vele eeuwen voor onze jaartelling werden opgericht.

Andere sporen worden gevormd door de begrenzing van zogenaamde “Celtic Fields”, vierkante omwalde akkers van zo’n 15 tot 40 are, die een aaneengesloten systeem vormden van soms tientallen hectaren. Binnen dit landbouwsysteem, dat tot ca. 200 na Chr. werd toegepast, zal men gedeelten langere tijd braak hebben laten liggen. Ook werd humeus materiaal en wellicht ook compost op de akkers gebracht. De wallen om de akkers ontstonden door het opwerpen van ontginningsafval, ongerechtigheden van de akkers (stronken, keien) en uitgeputte bovengrond. Op die wallen zal stellig spontane houtopslag hebben plaatsgevonden, zodat een besloten landschap ontstond met de eerste Drentse “houtwallen”. De meeste Celtic Fields zijn nu alleen nog op luchtfoto’s zichtbaar. Ze komen binnen ons gebied voor in de omgeving van Terheyl (Baggelveld).

Tot aan de Middeleeuwen werden boerderijen met de bouwlanden nog regelmatig verplaatst, maar hierbij bleef men wel steeds binnen de grenzen van het dorpsterritorium. Aangenomen wordt dat tegen het einde van de vroege Middeleeuwen alle belangrijke esdorpen op hun huidige plaatsen aanwezig waren. De dorpen lagen over het algemeen langs de esranden en in de nabijheid van beekdalen, in de gunstige overgangszone van hoog, droog en voedselarm naar laag, vochtig en voedselrijker.

De invloed van buitenaf op de noordrand van het Drents Plateau blijkt onder meer uit de stichting van een aantal landgoederen, zoals Terheyl (vroeger “die Helle” genoemd vanwege de onherbergzaamheid van het gebied) en havezathe Mensinghe.