Geologie

Het gebied van Roden-Leek ligt aan de rand van het Drents Plateau, op de overgang naar het Groninger kwelderlandschap. Karakteristiek is de tijdens de perioden van de ijstijden (het Pleistoceen) en de warmere periode hierna (het Holoceen) gevormde bodem. Grofweg bestaat het gebied uit een in het uiterste noorden gelegen voedselrijk laagveen, deels overdekt met een dunne laag zeeklei, een dekzandlandschap in het centrum en voedselarm hoogveen in het zuiden. Over het algemeen is het gebied te kenschetsen als vrij vlak met vrij weinig verval: van ongeveer 5 meter NAP in het zuiden naar ongeveer -1 meter NAP in de omgeving van het Leekstermeer, over de afstand van zo’n 5 km.

De pleistocene afzettingen beginnen in de regio Roden op een diepte van 180 tot 200 meter. Daaronder worden afzettingen aangetroffen die bestaan uit fijne kleiïge zanden afgewisseld met klei. Deze afzettingen vormen als gevolg van hun ondoorlatendheid voor water de basis van het hydrologische systeem. Bovenop deze oude kleiïge afzettingen is in het tijdperk van de ijstijden eerst een dik pakket van veelal matige grove tot grove rivierzanden afgezet, waarin plaatselijk kleilagen voor kunnen komen. Door de grove samenstelling is deze afzetting zeer goed doorlatend voor water. Zij vormt de hoofdafvoer of het zogenaamde tweede watervoerende pakket. Begrippen als regionaal grondwater of diep grondwater hebben betrekking op grondwater uit deze geologische lagen. De ligging van de bovenkant van deze lagen varieert van 20-50 meter beneden NAP.

Boven laatstgenoemde laag worden verschillende lagen van een veel fijnere samenstelling gevonden. Zij vormen het afdekkende pakket. Deze lagen zijn door smeltwaterafzetting in verschillende tijdvakken van de ijstijd gevormd. Potklei neemt binnen deze afzettingen een vooraanstaande plaats in, maar ook fijn lemig zand komt voor en zelfs grof materiaal. In het gebied rond Roden-Leek is de potklei zeer oppervlakkig en regelmatig tot aan het maaiveld te vinden, maar kan op korte afstand sterk in dikte wisselen. Het speelt een zeer belangrijke rol in het gedrag van het grondwater, wat betreft stroomrichting en snelheid.

In verband met hun bijzondere ontstaansgeschiedenis zijn een aantal geomorfologisch interessante gebieden aangewezen als zogenaamde GEA-objecten. Deze objecten zijn gekwalificeerd om op grond van hun gave verschijningsvorm en zeldzaamheid zo veel mogelijk in geomorfologisch opzicht ongestoord te blijven. Het betreft binnen het gebied waar wij het over hebben de volgende objecten:

  • vennen
  • de potkleiverspreidingen
  • dobbes: zij vormen in het landschap vaak bijzondere elementen. Een aantal zijn gevuld met water, andere staan droog en vormen een komvormige laagte in het veld.