Veenontginning Oost-Indie

Aan het eind van de 18e eeuw groeide aan het zogenaamde “Oosteinde” van het veencomplex van Zevenhuizen een kolonie. Rond 1800 telde deze veenkoloniale nederzetting ruim 20 huisgezinnen. De naam van deze buurtschap “Oost-Indie” is een verbastering van de geografische ligging “aan het Oosteinde”.

De grondlegger van het dorpje aan de vaart was rentmeester en landbouwdeskundige Mr. Willem de Lille, bewoner en eigenaar van huize Terheyl met de bijbehorende gronden. Om veenarbeiders aan te trekken verhuurde hij aan zijn arbeiders stukjes grond van ongeveer een halve hectare. Op deze percelen mochten zij een huisje bouwen. Hiertoe konden zij tot Fl. 50,- hout op krediet krijgen. De huisjes bleven eigendom van de Lille totdat de Fl. 50,- was afbetaald. De heer van Terheyl had ten allen tijde het recht om huisbezoek te doen en in geschillen recht te spreken.

De veenarbeiders probeerden het bestaan te verbeteren door op hun land vee te houden. In de meeste gevallen was dit een geit, soms een schaap en bij uitzondering een koe.

Op de vergraven veenpercelen werd op kleine schaal akkerbouw bedreven. De arme grond werd bemest met heideplaggen, die anderhalf jaar op een stapel hadden liggen broeien en met de uitwerpselen van dier en mens. Zo ontstond er na de vervening een agrarische nederzetting, afgewisseld met wat nering bij de drie bruggen in de vaart.

De ontginning werd echter geen financieel succes voor de Lille. Eén van de moeilijkheden werd gevormd door de ondergrond van potklei. De afwatering van het ontginningsgebied werd daardoor bemoeilijkt. Het kwam voor dat diverse veenpercelen na de ontginning onder water kwamen te staan. De verliezen liepen zo hoog op dat de erfgenamen van Terheyl in 1816 enkele sluizen en watermolens moesten verkopen.

Pas aan het eind van de 19e eeuw werd de vervening groter aangepakt.. Op die ontgonnen gronden werden boerderijen gebouwd met een gemiddelde kavelgrootte van 6 ha. Momenteel is bijna alles grasland. Aan de huidige verkaveling en de grootte van de boerderijen is nog altijd goed te zien dat de boerenbedrijven klein waren.

De wijken hebben nog jarenlang gediend voor het vervoer van verschillende goederen, vooral voor het transport van melk naar Tolbert en Zevenhuizen.

Langs de weg Oostindie (tussen de Driesprong en de school) vinden we het meest authentieke deel van het totale wijkensysteem.